Inkt

Voor het maken van drukwerk heb je inkt nodig. Inkt bestaat uit meerdere stoffen;

  • kleurstoffen, ook wel pigmenten genoemd;
  • een bindmiddel, bijvoorbeeld hars;
  • oplosmiddelen of water;
  • vulstoffen;
  • hulpstoffen, bijvoorbeeld droogmiddelen.

Je hebt transparante inkten en dekkende inkten. Transparante zijn doorschijnend en dekkende ondoorschijnend. Voor dekwit wordt altijd dekkende witte inkt gebruikt. Vroeger werden inkten handmatig gemengd. Daardoor kon je kleurverschil krijgen. Tegenwoordig zijn de meeste kleuren kant-en-klaar te koop. Wil je meer weten over kleurgebruik? Kijk op de pagina Kleuren voor meer informatie.

Een foto van de vier kleuren inkt die het meest gebruikt worden

Onderverdeling van drukinkten

Drukinkten kun je op verschillende manieren onderverdelen:

  • gebaseerd op water;
  • gebaseerd op oplosmiddelen;
  • uv-inkten.

Drukinkten met oplosmiddelen, ook wel solventen genoemd, kun je ook weer onderverdelen in:

  • eco-solventen;
  • ware-solventen;
  • milde solventen.

De ene soort is schadelijker voor je gezondheid en het milieu dan de andere.

Eco-solventen zijn milieuvriendelijker

Eco- solventen, ook wel light-solventen genoemd, drogen sneller dan inkten op waterbasis. Ook hecht deze soort zich goed aan de ondergrond. Daardoor kun je er allerlei materialen mee printen. Ook is deze inktsoort watervast en komen er geen stoffen in de lucht terecht. Daarom heb je geen afzuigsysteem nodig.

Ware- en milde solventen

Ware-solventen hechten aan het materiaal door middel van een chemische verbinding. Daardoor blijft de inkt goed zitten. Bij deze inkten heb je wel een speciaal systeem nodig om de schadelijke stoffen af te zuigen en te filteren. Daarom worden deze soorten niet overal gebruikt. Milde solventen zitten tussen de ware-solventen en eco-solventen in. Deze soort hecht zich ook met een chemische verbinding, maar is minder schadelijk dan ware-solventen. Dat komt omdat bepaalde stoffen ontbreken.

Vette en vloeibare drukinkten

Drukinkten kun je ook onderverdelen in vette en vloeibare inkten. Vette inkten worden gebruikt voor:

Vloeibare inkten worden gebruikt voor:

Vette inkten bevatten oliën en geen of weinig oplosmiddelen. Vloeibare inkten bevatten juist geen oliën en wel oplosmiddelen.

Andere soorten inkt

UV-inkten drogen door middel van uv-licht. Daardoor heb je geen speciale ventilatie nodig. UV-inkten zijn krasbestendig en gaan lang mee. Het nadeel van uv-inkten is dat je een vrij stijve printlaag krijgt. Daarom zijn deze inkten het meest geschikt voor vlakke ondergronden. Inkjetprinters gebruiken meestal inkten gebaseerd op water. Daarom kun je ze veilig gebruiken op kantoor en thuis. Laserprinters en kopieerapparaten gebruiken toner. Dat is een poeder, bestaande uit een mengsel van grafiet en polymeer.

Andere eigenschappen van inkten

Hoe je de inkt kunt verwerken hangt ook nog af van:

  • viscositeit;
  • vloeigrens;
  • tack-correctors.

Viscositeit geeft aan hoe stroperig een stof is. Zo heeft water een lage viscositeit en honing bijvoorbeeld een hoge. De vloeigrens geeft aan of er veel of weinig kracht nodig is om de inkt te laten stromen. Tack zegt iets over de kleverigheid van de inkt.

Het drogen van inkt

Inkten moeten drogen. Meestal gaat dat in twee stadia. Het eerste stadium zorgt er voor dat het bedrukte materiaal verder bedrukt kan worden. Het tweede stadium zorgt er voor dat de inkt uithardt. Het drogen van inkten kan op verschillende manieren:

  • verdamping;
  • oxidatie;
  • penetratie;
  • chemische reactie.

Bij verdamping verdwijnen er stoffen uit de inkt. Bij oxidatie vergroeien de inktmoleculen met elkaar, door de opname van zuurstof uit de licht. Bij penetratie zuigt het papier de inkt op. Hierdoor kan er soms wat kleurverlies optreden. Chemische reacties komen tot stand door het toevoegen van een katalysator, uv- en/of infraroodstraling. Soms worden er ook droogstoffen toegevoegd om de inkt sneller te laten drogen.